Arbeidsrecht
De beslissing van het hof dat TUI met vakbond FNV moet onderhandelen over een cao voor haar cabinepersoneel blijft in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.
De zaak
TUI onderhandelde met haar ondernemingsraad (hierna: OR) over de primaire arbeidsvoorwaarden voor haar cabinepersoneel. TUI had hiervoor de wettelijke bevoegdheden van de OR uitgebreid met een instemmingsrecht voor de primaire arbeidsvoorwaarden.
Vakbond FNV heeft zich bij TUI gemeld met het verzoek om met haar in onderhandeling te treden over de primaire arbeidsvoorwaarden voor het cabinepersoneel. TUI heeft dat geweigerd, waarna FNV zich tot de rechter heeft gewend en heeft gevorderd dat aan TUI de verplichting wordt opgelegd met FNV cao-onderhandelingen te voeren.
Na een afwijzend vonnis van de kantonrechter heeft het hof de vordering van FNV toegewezen en TUI veroordeeld om FNV als onderhandelingspartner te erkennen. Tegen deze uitspraak heeft TUI cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.
Advies AG
De AG adviseerde de Hoge Raad op 22 december 2023 de uitspraak van het hof in stand te laten.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat als uitgangspunt geldt dat een werkgever niet verplicht is om met een vakbond te onderhandelen over collectieve arbeidsvoorwaarden. Een partij mag in beginsel zelf bepalen of, en zo ja met wie, zij over collectieve arbeidsvoorwaarden wil overleggen.
Toch kan de weigering van een werkgever om met een vakbond in onderhandeling te treden over een cao maatschappelijk onzorgvuldig zijn, en dus onrechtmatig zijn. Of een weigering in een concreet geval onrechtmatig is, moet door de rechter worden beantwoord aan de hand van een afweging van de belangen over en weer, waarbij alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.
Tot die omstandigheden behoren onder meer de representativiteit en deskundigheid van de vakbond, het belang dat onderhandelingen over primaire arbeidsvoorwaarden in het voorliggende geval worden gevoerd door onderhandelaars die onafhankelijk zijn ten opzichte van de werkgever, het draagvlak bij de werknemers voor de bestaande wijze waarop wordt onderhandeld over primaire arbeidsvoorwaarden en de aan die wijze verbonden waarborgen voor werknemers en het gewicht van de bezwaren die de werkgever ten grondslag legt aan de weigering om met de vakbond in onderhandeling te treden.
Het hof heeft in deze zaak geoordeeld dat indien FNV voldoende representatief is, het TUI in beginsel niet vrij staat om te weigeren met FNV te onderhandelen. Het hof heeft daarmee, gezien het bovenstaande, een verkeerd uitgangspunt vooropgesteld, maar dat maakt zijn beslissing niet onjuist. Het hof heeft namelijk bij de beoordeling of de weigering van TUI om met FNV te onderhandelen onrechtmatig is, ook een belangenafweging gemaakt waarbij het alle relevante omstandigheden van het geval heeft betrokken. Die belangenafweging kan de beslissing van het hof zelfstandig dragen.
Voor de gehele uitspraak van de Hoge Raad, klik hier.