Sportrecht

Schorsing bestuurder voetbalvereniging die medewerking tuchtrechtelijk onderzoek weigerde

Schorsing bestuurder voetbalvereniging die medewerking tuchtrechtelijk onderzoek weigerde

Schorsing bestuurder voetbalvereniging die medewerking tuchtrechtelijk onderzoek weigerde

zaterdag 28 september 2024

28-09-2024

Feiten en omstandigheden

Het bestuur van een voetbalvereniging heeft namens haar team MO 20-2 bij het ISR melding gemaakt van vermeend grensoverschrijdend gedrag door een vrijwilliger van een andere vereniging. In de melding staat dat de vrijwilliger - die aangaf op zoek te zijn naar een wedstrijdbal - voor de kleedkamer stond en zei: Dames doe die deur open anders doe ik hem zelf open!, waarna hij de deur opende en de kleedkamer binnen kwam. Volgens de melding maakte de vrijwilliger geen snelle beweging door bijvoorbeeld de deur snel dicht te trekken omdat hij zag dat de meiden/dames naakt stonden, maar dat hij rustig rondkeek en nog eens om de gezochte bal vroeg, om na ongeveer 15-20 seconden uit de kleedkamer te gaan.

Op basis van de schriftelijke verklaring van de vrijwilliger en van het bestuurslid van dienst, die aan de vrijwilliger de instructie had gegeven om de kleedkamers langs te gaan om de vermiste wedstrijdbal te zoeken, stelt beklaagde, voorzitter van de vereniging waar de vrijwilliger lid van is, dat zij op geen enkele wijze het vermoeden gehad, dat er door de vrijwilliger sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag, die het noodzakelijk maakte daarvan melding te maken of aan verder onderzoek door de aanklager mee te werken door het verstrekken van de persoonsgegevens van de betreffende vrijwilliger.

De aanklager stelt dat zij naar het incident nader onderzoek wenst te doen en dat het daarvoor noodzakelijk is dat zij de beschikking krijg over de persoonsgegevens van de desbetreffende vrijwilliger.

Beoordeling

Op grond van artikel 30 lid 11 van het Tuchtreglement Seksuele Intimidatie zijn alle leden verplicht om op eerste verzoek alle door de aanklager voor de beoordeling of behandeling van een zaak benodigde verzochte informatie te verstrekken. De medewerkingsplicht richt zich dus ook tot beklaagde in haar hoedanigheid van voorzitter van de voetbalvereniging.

 Op grond van hetgeen beklaagde naar voren heeft gebracht, vindt de tuchtcommissie haar standpunt dat zij de naam van de vrijwilliger niet wenste prijs te geven wel te begrijpen. Daartegenover staat dat het instellen van een medewerkingsplicht in geval van een (vermoedelijke) overtreding van het Tuchtreglement essentieel is voor het functioneren van de tuchtrechtspraak als instituut, om in het algemeen het belang van een veilig sportklimaat te dienen. Dat algemeen belang gaat verder dan het belang van een individuele vereniging of afzonderlijke casuïstiek. Het doen van noodzakelijk onderzoek mag niet worden gedwarsboomd doordat leden weigeren door de aanklager gewenste informatie te verstrekken.

Daarbij is het uiteindelijk niet aan beklaagde om te beoordelen of de persoonsgegevens waarover zij beschikt nodig zijn voor het doen van onderzoek of dat de aanklager voldoende (andere) informatie heeft om onderzoek te doen. Die afweging komt bij uitsluiting aan de aanklager toe.

De tuchtcommissie komt tot de slotsom dat de weigering van beklaagde om te voldoen aan het verzoek van de aanklager tot het verstrekken van de persoonsgegevens van de vrijwilliger een overtreding oplevert van artikel 30 lid 11 van het Tuchtreglement Seksuele Intimidatie en strafbaar is.

Strafmaat

De tuchtcommissie verwijt beklaagde dat zij uiteindelijk in haar weigering om de naam van de vrijwilliger te delen bleef volharden, omdat dat als een ondermijning van het tuchtrecht wordt beschouwd. Beklaagde dient mee te werken aan het onderzoek door de aanklager naar wat er precies is voorgevallen en welke gevolgen dit mogelijk heeft gehad, door de persoonsgegevens van de vrijwilliger met de aanklager te delen. Deze verplichting wordt door de tuchtcommissie als een bijzondere voorwaarde aan de op te leggen straf verbonden.

De tuchtcommissie legt beklaagde een functie-uitsluiting op voor de functie van bestuurslid voor de duur van 6 maanden en bepaalt dat deze tuchtrechtelijke sanctie niet ten uitvoer kan worden gelegd indien beklaagde binnen twee weken nadat deze uitspraak onherroepelijk is geworden, alle informatie met betrekking tot de personalia van de betrokken vrijwilliger aan de aanklager van het ISR heeft verstrekt. Voor de volledige uitspraak klik hier.

 

Neem contact op!

Neem contact op!