Verbintenissenrecht
De kantonrechter krijgt in deze zaak een vordering voorgeschoteld waar hij geen chocola kan maken. Meteen op de zitting maakt hij daar korte metten mee. Hij wijst mondeling vonnis en verklaart eiser in zijn vordering niet-ontvankelijk. Niet echt een hoogtepunt in de carrière van de gemachtigde van eiser. Omdat het zo grappig is, hieronder de integrale overweging van de rechter:
De gronden van de beslissing
1.1. De kantonrechter verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen. De vorderingen hebben geen geldwaarde tot € 25.000,- en daarom had [eiser] zijn vorderingen moeten instellen bij de voorzieningenrechter van de rechtbank.
1.2. Los daarvan overweegt de kantonrechter dat hij heeft geprobeerd te begrijpen wat de gemachtigde van [eiser] in de dagvaarding schrijft ter onderbouwing van de vorderingen, maar dat dat niet duidelijk is geworden. Als voorbeeld heeft de kantonrechter het volgende ter zitting voorgelezen:
“Eiser geeft aan dat er sprake is van ernstige overlast door de systematische, opzettelijke en herhaalde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer die onder leiding van gedaagde en door gedaagde zelf jegens de persona [eiser] worden gepleegd. Die last is ondraaglijk voor eiser, hij voelt zich opgejaagd als een ‘bejaagde’, waarin, zo lijkt het, het Burgerrecht aanvangend met art 1:1 BW, lid 1, lid 2, specifiek dit artikel voor hem niet onvoorwaardelijk gelden mag zoals het is gesteld en toch niet anders kan worden uitgelegd dan gesteld; lid 1, lid 2.
Eiser stelt als onweerlegbaar in grieve jegens gedaagde; “Het is klip en klaar dat niemand iemand ook maar gemachtigd kàn hebben om iets te mogen doen wat hij of zijzelf ook niet mag. Evenzeer is klip en klaar dat gedaagde opdracht heeft ontvangen om te doen wat hij zelf ook niet mag. “Eiser stelt, er is geen mandaat(regeling), getekend in natte inkt door enige gevolmachtigde, laat staan dat deze regeling, zo deze dan al mocht bestaan, de bepaling zou bevatten om herhaaldelijk, systematisch en opzettelijk inbreuk te mogen maken op de persoonlijke levenssfeer van eiser zonder diens voorafgaand wilsverklaren conform art 3:33 BW”
1.3. De kantonrechter begrijpt ook niets van de vorderingen die [eiser] instelt, en ook niet dat deze worden ingesteld tegen [gedaagde] (die bij deurwaarderskantoor [D] werkzaam is als deurwaarder) in privé.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser], omdat hij ongelijk krijgt.