Arbeidsrecht

Advocaat-stagiaire op staande voet ontslagen, studiekostenbeding is nietig

Advocaat-stagiaire op staande voet ontslagen, studiekostenbeding is nietig

Advocaat-stagiaire op staande voet ontslagen, studiekostenbeding is nietig

zondag 28 januari 2024

28-01-2024

Een advocaat-stagiaire is per 1 juni 2022 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij een advocatenkantoor. Zij is op 19 mei 2023 op staande voet ontslagen. De advocaat-stagiaire legt zich neer bij het ontslag en vraagt om een verklaring voor recht dat er geen dringende reden was voor het ontslag op staande voet, en - onder andere - een billijke vergoeding, een transitievergoeding en een vergoeding voor onregelmatige opzegging.

Het advocatenkantoor vindt dat het verzoek moet worden afgewezen en vraagt zelf om de gefixeerde schadevergoeding en om terugbetaling van de studiekosten.

De wet geeft de werkgever de bevoegdheid de werknemer op staande voet te ontslaan als daar een dringende reden voor is. Daarmee wordt bedoeld een of meer eigenschappen en/of gedragingen van de werknemer die het voor de werkgever onmogelijk maken om door te gaan met het dienstverband (artikel 7:678 lid 1 BW). Of er een dringende reden is moet worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden.

Uit de overgelegde stukken volgt dat de advocaat-stagiaire in de korte periode dat zij in dienst was bij het advocatenkantoor bij een vijftal gelegenheden schriftelijk is gewaarschuwd, waaronder twee officiële waarschuwingen, dat zij alles wat zij ‘de deur uitstuurt’ eerst aan haar patroon moet laten zien. Dit heeft zij echter meerdere malen nagelaten. De patroon schrijft op 2 mei 2023 in een (tweede) officiële waarschuwing:

“Ik wil dat jij vooraf akkoord hebt op mails, brieven, adviezen, processtukken en andere stukken die je verstuurt. Als het te lang duurt in jouw ogen bel je mij, app je mij.

Regel 1 hierbij: Jij vraagt het op tijd

Regel 2 als de reactie uitblijft rappeleer je bij mij.

Als je weer iets uitstuurt zonder mijn akkoord zie ik dat als het hardnekkig weigeren van een instructie.

Als je blijft weigeren aan deze en andere redelijke instructies te voldoen krijg je ontslag op staande voet.”

Ondanks deze uitdrukkelijke waarschuwing stuurt de advocaat-stagiaire nog de volgende dag, op 3 mei 2023, een akte met een getuigenverklaring naar de rechtbank Den Haag, zonder dit processtuk voorafgaand aan haar patroon te laten zien.

De kantonrechter oordeelt dat de advocaat-stagiaire zich bewust en weloverwogen niet heeft gehouden aan een redelijke instructie van haar werkgever. In aanmerking genomen de keren daarvoor dat zij zich niet aan de redelijke instructies heeft gehouden terwijl zij daar meerdere keren op is aangesproken was dit dan ook voor het advocatenkantoor terecht de druppel die de emmer deed overlopen. Deze handelswijze van de advocaat-stagiaire vormt een dringende reden voor ontslag op staande voet. Zij kan mitsdien geen aanspraak maken op een billijke vergoeding en op een vergoeding voor onregelmatige opzegging. De advocaat-stagiaire heeft evenmin recht op een transitievergoeding, omdat het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van haar kant.

Het advocatenkantoor heeft recht op de gefixeerde schadevergoeding, maar het verzoek tot terugbetaling van de studiekosten wordt afgewezen.

In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst is in artikel 11 een studiekostenbeding opgenomen. Het studiekostenbeding bepaalt onder meer dat de advocaat-stagiaire zal deelnemen aan de Beroepsopleiding Advocaten (BA), dat het advocatenkantoor de studiekosten daarvan draagt, maar dat de advocaat-stagiaire de studiekosten volledig aan het advocatenkantoor moet terugbetalen als het dienstverband tijdens de opleiding wordt beëindigd wegens een dringende reden.

De werkgever moet op grond van artikel 7:611a lid 1 BW de werknemer in staat stellen de scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Met de inwerkingtreding per 1 augustus 2002 van de Wet implementatie EU-richtlijn transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden (Wtva) dienen werkgevers op grond van lid 2 van die bepaling verplichte scholing kosteloos aan te bieden.

Het nationale recht, namelijk de Advocatenwet, verplicht de werknemer immers om deze opleiding te volgen. Artikel 8c lid 1 sub c van de Advocatenwet bepaalt dat als een advocaat niet binnen drie jaar de beroepsopleiding heeft afgerond de advocaat van het tableau wordt geschrapt en daarmee de functie van advocaat niet langer mag uitoefenen. De opleiding is dus noodzakelijk voor de functie waarvoor de werknemer is aangenomen.

De beroepsopleiding voor advocaten valt daarmee onder de algemene scholingsplicht van de werkgever en moet dan ook kosteloos worden aangeboden. Dit betekent dat het studiekostenbeding, waarin de advocaat-stagiaire wordt verplicht de studiekosten terug te betalen, nietig is. Het tegenverzoek van het advocatenkantoor tot terugbetaling van de studiekosten is gebaseerd op dit nietig beding en zal daarom worden afgewezen.

Voor de gehele uitspraak klik hier.

Neem contact op!

Neem contact op!